Artistiek leider van het NNO Marcel Mandos: “Ik ben trots op de flexibiliteit van onze topmusici”

Een van de allerbeste orkesten van ons land is het NNO, het Noord Nederlands Orkest. Van samenwerkingen met Armin van Buuren en de Jostiband en van filmmuziek tot Wagner: elke artiest (en stijl!) komt voorbij.

En dat komt dankzij Marcel Mandos, de artistiek leider! In een gezellig gesprek vertelt hij wat zijn baan inhoudt en waarom het NNO vergelijkbaar is met topsport.

Ha Marcel! Je bent artistiek leider en programmeur van het NNO: hoe word je zoiets? Is dit een vak waar je per ongeluk inrolt?

Ik heb aan het conservatorium in Den Haag en Amsterdam gestudeerd. Daarnaast heb ik in Amsterdam muziekwetenschappen gestudeerd, maar ik wilde altijd alles weten en luisterde naar alle muziek. Ik vind niet alles mooi, maar ik sluit niets uit. Klassiek is mijn passie, maar ik luister bijvoorbeeld ook naar Rammstein.

Ik heb mijzelf altijd vragen gesteld en nagedacht over de functie van een symfonieorkest in de maatschappij en hoe je dat vertaalt in iets artistieks. De kern is dat je ontzettend veel van muziek weet, een goed gehoor hebt, creatief bent en out of the box denkt. En je moet mensen meekrijgen in je plannen en ideeën! Dat is ook behoorlijk lastig.

Ik las dat je het NNO vaak vergelijkt met topsport.

Je kunt het NNO op twee manieren vergelijken met een topvoetbalclub. We moeten elke week presteren, hebben vier tot vijf repetities per week en wekelijks moeten we de overwinning van het concert weer veiligstellen, net zoals voetbalclubs elke week moeten winnen. Het niveau ligt ook ontzettend hoog.

Mensen uit heel Europa solliciteren bij ons en elke week je muziekinstrument op zo’n hoog niveau spelen is topsport.

Mensen uit heel Europa?

Ja! Wanneer wij een vacature hebben, wordt hij uitgeschreven in heel Europa. En uit heel Europa ontvangen wij zo’n tachtig tot negentig brieven. Dertig mensen worden uitgenodigd. In een eerste sollicitatieronde spelen ze allemaal acht minuten hetzelfde stuk dat ze hebben voorbereid. En dat gebeurt blind, we kunnen niet zien wie er welk instrument speelt.

Van die dertig gaan er een tot drie mensen door naar een tweede ronde. Dan kunnen we ze wel zien. Ze spelen een halfuur stukken die van tevoren zijn gekozen. Door een commissie van vijftien mensen wordt er vervolgens iemand aangenomen, of niet. En dat gebeurt ook heel vaak. En wanneer dat niet gebeurt, gaan we opnieuw auditeren. Het is echt een heel proces.

Ik moet eerlijk zeggen: ik had het niet verwacht.

We moeten het niveau natuurlijk met zijn allen waarborgen. We hebben vijf keer drie uur repetitie per week en dan moet het concert ook gewoon staan. Het is een mooi, zwaar en uitdagend beroep en ik ben trots op het orkest. Hoe wendbaar en flexibel ze zijn en hoeveel stijlen ze kunnen spelen. Het zijn topmusici.

Om daar op door te gaan: jullie spelen op Lowlands, met de Jostiband, hebben shows met Armin van Buuren: is die veelzijdigheid iets waar je op had gehoopt toen je startte bij het NNO?

Nee, het is iets dat we zelf hebben gecreëerd. Onze basis is klassieke muziek, maar de maatschappij en het publiek zijn veranderd. Als je niet met de tijd meegaat, heb je een probleem. Wij willen er voor iedereen zijn, dus dan moet je alle stijlen kunnen spelen.

We hebben binnenkort bijvoorbeeld een project over uitsluiting, waarbij we de muziek van Wagner combineren met de muziek van Typhoon (een rapper, red.) en jongeren met elkaar in gesprek gaan over uitsluiting. Dingen combineren en samenvoegen vind ik wel belangrijk.

We hebben binnenkort een groot project met Arabische muziek en Afro-Amerikaanse componisten. En laatst hebben we de muziek van Bernstein gecombineerd met Michael Jackson, omdat Bernstein een groot fan van hem was. Als je alleen klassieke muziek speelt, heb je geen toekomst meer.

Dat lijkt mij stressvol, maar wel iets moois.

Ik heb een mooi vak, maar je kan het nooit iedereen naar de zin maken. Nog even over de samenwerkingen: het concert met Steve Vai is een van je meest memorabele avonden, zei je in een eerder interview. Ik heb er meerdere, maar met Vai was inderdaad wel bijzonder. Ik kan niet zeggen dat de orkestleden erg enthousiast waren over de samenwerking met Steve Vai.

Hij kwam bij een repetitie kijken en na een halfuur stopte hij iedereen en kon hij precies vertellen wie er goed, te hard of te zacht speelde. Daarmee liet hij zien dat hij een goed gehoor heeft én er echt voor wilde gaan. Toen merkte je ook dat de orkestleden er meer voor wilden gaan. Dat was wel een mooi moment.

Is er dan nog een samenwerking waar je van droomt?

Heel veel, maar die bewaar ik nog even. De volgende keer dat we elkaar spreken, vertel ik het je graag!

Foto: B-visuals Fotografie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *